Hoofdstuk 2 - De tweede wereldoorlog. Begrippen Paragraag 1 t/m 5

Paragraaf 1.
Eerste wereldoorlog = Oorlog die duurde van 1914 tot 1918 en die door Duitsland
werd verloren.
Herstelbetalingen = Vergoeding van oorlogsschade die Duitsland moest betalen aan de
landen die de Eerste Wereldoorlog hadden gewonnen.
Verdrag van Versailles =Verdrag gesloten na de Eerste Wereldoorlog, waarin werd bepaald
dat Duitsland hoge herstelbetalingen moest betalen, geen aanvalsleger mocht hebben en
grote gebieden moest afstaan.
Inflatie = Het minder waard worden van geld.

Paragraaf 2.
Economische crisis = Een periode waarin het slecht gaat met de economie van een land.
Propaganda = Het verspreiden van ideeën van een bepaalde partij of person via bijv. de
radio en de krant; het doel is dat zoveel mogelijk mensen stemmen op die partij of persoon.
Nationaal-Socialisme = De leer van hitler: De democratie moet plaats maken voor één leider,
De FÜhrer; het Duitse volk moet 'levensruimte' hebben, Duitsland moet een groot land worden;
joden (en ook zigeneurs en homoseksuelen) zijn minder waardig en moeten uitgeroeid worden.
Aanhangers van het nationaal-socialisme worden nazi's genoemd.
Antrisemitisme = Haat tegen de joden.
Tweede Wereldoorlog = Oorlog van 1939 tot 1945. In Europa begonnen met de Duitse inval
tegen Polen en geëndigd met de capitulatie van Duitsland in1945; de legers van de
geallieerden stonden toen al in Duitsland.

Paragraaf 3.
Capituleren = Wanneer de lgers van een land zich overgeven.
Bezetting = Wanneer een land een ander land verovert en er soldaten achterlaat, noem je
dat bezetting.
Nationaal Socialisctische Beweging (NSB) = Nederlandse partij die het eens was met de
ideeën van de Duitse Nazi's en die tijdens de oorlog samenwerkte met de Duitsers.
Passief verzet = Niet-actief verzet tegen de bezetter: het lezen van illegale bladen, het luisteren
naar Radio Oranje en dergelijke.
Actief verzet = Verzet tegen de bezetter warbij aanslagen en overvallen worden gepleegd.
Censuur = De regering bepaalt wat wel en niet in in drukwerk, films en op het toneel
openbaar mag worden gemaakt.

Paragraaf 4.
Deportatie = Het wegvoeren van joden naar concentratiekampen.
Concentratiekampen = Kampen waarin nazi's mensen opsloten die ze als hun
vijanden beschouden; in de kampen verloren veel mensen, vooral joden, het leven.

Paragraaf 5.
Geallieerden = De landen die als bondgenoten tegen de nazi's vochten: de VS,
de Sovjetunie (Rusland), Canada, Groot-Brittannië en Frankrijk.
Bevrijding = Wanneer de bezetter van een land verdreven word, noem je dat bevrijding.
Spoorwegstaking = Door de NEderlandse regering in september 1944 uitgeroepen staking
om geallieerden te helpen.
Hongerwinter = winter van 1944-1945 waarin in het nog bezette deel van Nederland
als gevolg van het wegvallen van de voedsel- en brandstofaanvoer meer dan 50.000 Nederlanders
overleden.